Het kondigt zich vooreerst aan als een evangelie over het laatste oordeel. Alle mensen komen voor God te staan. En als je dan de inhoud leest, dan gaat het niet zozeer over het laatste oordeel, maar over vandaag. Wat de mens (of de christen) in het heden doet, is beslissend voor de eeuwige toekomst: " Wat je aan de minsten van de MIjnen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan" (v 40). Daaraan gekoppeld kun je als lezer zeggen dat Jezus wel Christus Koning is, maar door zich te identificeren met de armsten, de onaanzienlijken. In dat kader is het de moeite op te merken dat Jezus geweldige titels krijgt in dit evangelie: Mensenzoon (v. 31), Rechter (v. 32), Herder (vv. 32-33) en Koning (vv. 34-40). Maar de meest sprekende identiteit krijgt Jezus door zijn uitspraak: "Wat je aan de minsten van mijn broeders hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan". Christus, de Koning, is de broer van de mensen! Een zeer grote verrassing is de herhaalde identificatie met de hongerigen, de dorstigen, de vreemdelingen, de naakten, de zieken en de gevangenen. Deze zes groepen worden viermaal opgesomd. Het is alsof Matteüs deze mensen zeer concreet wil voorstellen en alsof hij ze wil inprenten in het geheugen van de lezer. Deze woorden zijn helder en klaar. Er is niet naast te kijken. De lezer wordt opgeroepen werken van barmhartigheid te realiseren: eten en water geven, een thuis geven, bezoeken en troosten. Maar die identificatie is zeer geheimvol. Die grote Jezus, de Zoon van God en de Koning van de wereld, identificeert zich met de onaanzienlijksten van de mensen. Als Jezus het niet zelf gezegd had, zou de lezer kunnen spreken van een heilligschennis Maar neen, Jezus is de broer van de onaanzienlijken en deze zijn de broers en zusters van Jezus. Hier wordt heel duidelijk hoe volgens Matteüs Jezus God-met-ons is geworden. Het is het grote thema van zijn evangelie: "Immanuel, God-met-ons" (Mt 1, 23: het beging van het evangelie) en: "Ik zal met je zijn tot aan de voleinding van de wereld" (Mt 28, 20: het slot van het evangelie). Hier is sprake van een incognito aanwezigheid van Jezus, de Verrezene en van een ongehoorde solidariteit met de armen en de gekwetsten. Dit is geweldig sterk, alhoewel niet helemaal nieuw. Want een oud-Joodse commentaar zegt reeds: "Als jullie de armen hebben gevoed", zegt de Heer, "dan zal Ik het beschouwen alsof het aan Mij was dat jullie het hebben gedaan".
Een volgende verrassing is dat deze tekst bedoeld is voor Joden, christenen en heidenen: "Alle naties (=volkeren en heidenen) zullen bijeengebracht worden voor Hem". Het gaat dus ook om mensen die nog nooit van Jezus gehoord hebben. Ook tegen hen wordt gezegd: "Wat je aan de minsten van de Mijnen hebt gedaan". Hier gaat het niet om de (geloofs)overtuiging, maar om de praxis van de naastenliefde en de medemenselijkheid. Het gaat om het doen van wat de barmhartige Samaritaan deed. Dan is de vraag goed te verstaan: "Wanneer hebben wij u hongerig gezien?..."; Het is verrassend dat iedereen die vraag stelt. Ze doet verstaan hoe Jezus zich helemaal wegcijfert en zich achter de persoon van de onaanzienlijke verbergt. Het is alsof hij zegt: "Het gaat niet om Mij, maar om de arme, ..." Daardoor wordt dit een scherp en confronterend evangelie. Het snijdt. Kun je broer of zus worden van onaanzienlijke mensen? Jezus doet verstaan: werken aan menselijkheid is een dienst aan God ... Volgende verrassing, God en Jezus identificeren zich niet louter met de mensen die het goed hebben. Neen, zij identificeren zich met ons en met de onaanzienlijken wanneer het slecht gaat. En dat zegt iets over de grote liefde van God en van Jezus. Wat een solidariteit, wat een nabijheid en wat een appèl om de werken van barmhartigen te doen! De gekwetste mens is de weg naar God! De hongerige, de dorstige, de vreemdeling, de naakte, de zieke, de gevangenen: zij zijn sacrament van God (in hen is God te ontdekken en aanwezig), zij zijn teken van de aanwezigheid van de verrezen Jezus. Jezus vieren als Koning is eigenlijk deze onaanzienlijken vieren als koningen en koninginnen! Tot slot een laatste verrassing. Deze tekst is het slot van de vijfde en laatste redevoering van Matteüs. De eerste redevoering is de bergrede (Mt. 5-7), die begint de acht zaligsprekingen. Deze beide teksten beantwoorden aan elkaar. Wat met de zaligsprekingen bedoeld wordt, wordt concreet in de hulp aan de onaanzienlijken. Dit is een prachtige eenheid. Bovendien wordt concreet in de hulp aan de onaanzienlijken. Dit is een prachtige eenheid. Bovendien maakt deze tekst de gulden regel (Mt.7, 12) zeer concreet: "Behandel de mensen in alles zoals je wilt dat ze jullie behandelen". M.a.w. werken aan Gods familie is een levenslange opdracht. Broer of zus worden van onaanzienlijken vraagt bewust of onbewust een groot geloof in God ... Deze zondag van Christus Koning stelt met scherpte de vraag: wie is mijn broer, wie is mijn zus? En deze verbergen de andere: waar is Jezus te vinden? Deken Jaak Janssen
0 Comments
Leave a Reply. |
NieuwsLangs deze weg willen we u informeren over wat er leeft in onze parochies. (Her-)Abonneren
Dossiers
All
Archieven
February 2024
|