4. Hoe groter het aantal gelovigen werd, hoe groter ook het gevaar dat de eenheid in de Kerk verloren zou gaan.
Van meet af aan worstelde de Kerk met uiteenlopende meningen van de toezichters of bisschoppen. Telkens beweerden 'vernieuwers' dat zij terug naar de oorspronkelijke kerk van Christus wilden. Scheurbewegingen waren er genoeg: gnosticisme, judaïsme, montanisme, arianisme, donatisme, manicheïsme, enz. Op het concilie van Ancyra (314) werd de absolute noodzaak van een eenheidsleer aangevoeld. Voor vrij onderzoek was er geen plaats. De christelijke leer werd een dwingend richtsnoer dat van bovenaf aan de gelovigen moest worden opgelegd. In 285 deelde keizer Diocletianus het Romeinse Rijk op in een westelijk en een oostelijk deel. Hij vond dat het rijk te groot was geworden om door één keizer bestuurd te worden. Hij trok de grens tussen het Latijn sprekende westen en het welvarende, Grieks sprekende oosten. Verschillende keren werden de twee Romeinse Rijken nog verenigd onder één keizer, maar de verschillen in cultuur en economie werden tussen de twee rijken steeds groter. Keizer Theodosius was de laatste keizer die kortstondig over het herenigd keizerrijk regeerde. Na zijn dood in 395 ging het snel bergafwaarts met het westelijke deel. Het westelijke rijk was duidelijk de mindere van het oostelijke wat betreft defensie, economie en stabiliteit. De belangrijkste oorzaken waren de geringere bevolking, de kleinere economie en de nog jonge steden zonder bestuurlijke traditie buiten Italië. Het dichtbevolkte Oosten kon al op een stedelijke traditie van vele eeuwen bouwen, met het bijbehorend bestuur dat ook meer belasting kon opbrengen om een efficiënt leger op de been te houden. Een andere zwakte van het westelijke rijk was dat het aan de lange Rijngrens zwak verdedigd was. Er waren geen militaire forten om de Romeinse provincies en hun onderdanen te verdedigen wanneer de vijandige volkeren de Rijngrens eenmaal gepasseerd waren. Twee kandidaten voor de algemene leiding van de Kerk wierpen zich in de vierde eeuw op: de bisschop van Rome voor de gelovigen in het Westen en de bisschop van Constantinopel voor de gelovigen in het Oosten. In 381 oordeelden de oosterse bisschoppen dat de patriarch, de geestelijke leider van Constantinopel, minstens even belangrijk was als die van Rome. Toen al was de kiem aanwezig die eeuwen later tot een definitieve breuk zou leiden. In het Oosten speelde de keizer een grote rol in het kerkelijk leven. Hij had het recht naar zich toegehaald om concilies of kerkvergaderingen bijeen te roepen en om te bepalen over welke onderwerpen er gesproken zou worden. Vanaf het midden van de vijfde eeuw liet de keizer zich ook kronen door de patriarch, waardoor de band tussen de keizer en de godsdienst nog nauwer werd toegehaald. En de Kerk moest hier de steun van de keizer aanvaarden, wilde zij niet in vaak steriele discussies ten onder gaan. En inderdaad eindeloze leerstellige discussies rezen, soms over wezenlijke thema's zoals de natuur van Christus, vaak echter over futiliteiten zoals het buitengewoon interessante probleem of Adam al dan niet een navel bezat. In het Westen steunde de bisschop van Rome zijn gezag op Jezus zelf en op de apostolische traditie van Petrus en Paulus. Geregeld dook hier het probleem op of de Kerk een republikeinse en democratische of een monarchistische en absolutistische bestuursvorm nodig had. Zou de bisschop van Rome of de collectiviteit van de bisschoppen in concilie vergaderd, het oppergezag uitoefenen? Het probleem kreeg eerst in de middeleeuwen zijn beslag: de bisschop van Rome en de monarchistische idee wonnen het pleit: Roma aeterna domina mundi! Hoe zwakker het gezag van de keizer werd, des te gemakkelijker kon de Romeinse bisschop zich opwerken en zich inlaten met wereldse problemen. De naam paus is via het Latijnse papa afkomstig van het Griekse papas, dat met vader en heilige vader vertaald kan worden. In de Middeleeuwen werd deze titel opgevat als een acroniem voor Petri Apostoli Potestatem Accipiens (van de apostel Petrus heb ik de macht ontvangen). Tot in de elfde eeuw werd de naam papa of papas gegeven aan vele bisschoppen of patriarchen. Paus Gregorius (1073-1085) legde wettelijk vast dat de titel papa voortaan alleen nog voor de bisschop van Rome mocht worden gebruikt. Roger Janssen, kruisheer pastoor-moderator pastorale eenheid Maaseik
0 Comments
Leave a Reply. |
NieuwsLangs deze weg willen we u informeren over wat er leeft in onze parochies. (Her-)Abonneren
Dossiers
All
Archieven
February 2024
|