In het begin van onze tijdrekening kwam lijkverbranding het meeste voor. Geleidelijk aan nam begraven de overhand. Zowel bij crematie als bij begraven vonden de nabestaanden het nodig om de plaats waar de stoffelijke resten waren bijgezet, te markeren. In een grafteken kwamen naam van de overledene gegrift, waardoor de herinnering bleef. De nabestaanden kwamen regelmatig samen bij het graf om een dodenmaal te houden, waarbij de overledene herdacht werd en wijn werd gedronken. De begraafplaatsen bevonden zich buiten de steden, aan weerszijden van de uitvalswegen. De christenen namen deze gebruiken over, maar verwierpen de crematie, als zijnde strijdig met de idee van opstanding. Toen zij talrijker werden, kregen de christenen eigen begraafplaatsen.
De liturgische vernieuwingen in de Kerk werden in de eerste eeuwen onafgebroken van bovenaf gestuurd. Bij de basis ontwikkelden zich echter vormen van vroomheid, die een groot succes kenden. Zo bijvoorbeeld de cultus van de martelaren. De christenen eerden reeds vroeg hun bloedgetuigen als betrouwbare voorsprekers bij God. Op de verjaardag van de marteldood van zo'n bloedgetuige werden samenkomsten gehouden om het geloof te vieren in blijdschap en vreugde. Weldra werden ook de graven van de martelaren plaatsen van samenkomst. Tot in de derde eeuw bleef de martelaarscultus vooral een lokale aangelegenheid, al kon men reeds trektochten naar bekende graven waarnemen. Na het Edict van Milaan (313) kreeg de martelarenverering een boost. Nu de vervolgingen tot het verleden behoorden, werden de martelaren als de werkelijke helden van de geschiedenis ten tonele gevoerd. De grenzeloze bewondering van hun voorbeeldig gedrag voedde het geloof in de doeltreffendheid van hun bemiddelend optreden bij God. Velen begaven zich op weg naar het graf van een gevierde geloofsgetuige, om vergiffenis van zonden te verkrijgen. Anderen kwamen bidden aan het graf van een martelaar om genezing en hulp bij wereldlijke problemen af te smeken. Van een christen die zo dicht bij God vertoefde, moesten wel wonderlijke krachten uitgaan. Deze overtuiging werd heel concreet in de opvatting dat het directe contact met de stoffelijke resten van een martelaar een helende, genezende werking had. Daarmee begon de relikwieënverering aan een lange opmars. Men brak de graven van martelaren open, verdeelde hun gebeente in talloze stukken, die in een eerste fase uitsluitend naar kerken werden gestuurd. In West-Europa, dat bij gebrek aan ernstige vervolgingen nauwelijks op martelaren kon bogen, was er een grote vraag naar relikwieën. Weldra was de vraag naar resten van martelaren zo groot, dat de relikwieën steeds kleiner werden. Geen nood echter: in elk deeltje van de relieken school evenveel kracht als in het gehele corpus van de martelaar. De overbrenging van relieken naar een andere plaats, de translatio, werd al vlug een van de sleutelmomenten van het kerkelijk leven, met processies, een massale toeloop en vieringen langs het hele traject, bekroond met de triomfantelijke ontvangst in de nieuwe rustplaats. Toen de vraag naar relikwieën bleef stijgen, werd het aanbod aangepast door neprelikwieën in omloop te brengen. Keizer Theodosius (379-395) verbood in 386 het opgraven van martelaren, het verdelen en vervoeren van hun gebeente en elke vorm van handel in relikwieën. Deze wet kon de bloeiende handel in relikwieën niet tegenhouden. De handel overleefde de val van het West-Romeinse Rijk moeiteloos en kende zelfs een hoogconjunctuur vanaf de kerstening van de Germaanse volkeren. De martelarencultus had een bouwkoorts tot gevolg. Waar een populaire martelaar lag, werd een kerk gebouwd over het graf heen of in de omgeving ervan. Omdat men het Romeinse verbod op teraardebestellingen binnen de stadsmuren bleef respecteren, werden de martyria (kerken verbonden met een martelaarscultus) aan de rand van de stad gebouwd. De ruimte die daar beschikbaar was, werkte het verschijnsel van de graven ad sanctos (bij de heiligen) in de hand. Steeds meer christenen wensten zo dicht mogelijk bij het gebeente van een martelaar begraven te worden om van diens voorspraak verzekerd te zijn. Roger Janssen, kruisheer pastoor-moderator pastorale eenheid Harlindis en Relindis - Maaseik
0 Comments
Leave a Reply. |
NieuwsLangs deze weg willen we u informeren over wat er leeft in onze parochies. (Her-)Abonneren
Dossiers
All
Archieven
February 2024
|