De vroegste vormen van het georganiseerde religieuze leven: een zaak zowel van vrouwen als van mannen - deel 2
Van de vierde tot de zevende eeuw bemerkt men in het religieuze leven dezelfde aspiraties tussen vrouwen en mannen. De vrouwen stimuleerden, steunden en bemoedigden wat de mannen formeel in de vorm goten en structureerden. De Regels zijn allemaal opgesteld door mannen. De stichtingen waren bijna allemaal hun werk. Maar zodra het vrouwelijk religieus leven was ingeplant, voltrok zich de verdere evolutie en twee relatienetten: een vrouwelijk en een mannelijk net. In 360 stichtte Basilius van Caesarea (329-378) een kluizenaarsgemeenschap dicht bij Neo-Caesarea aan de oever van de Lycus. Zijn moeder Emmalia en zijn zuster Macrina (327-379) leidden op de andere oever een ascetisch-contemplatief leven van gebed en arbeid, dat hen in staat stelde te voorzien in de levensbehoeften van de kluizenaars. Macrina, de oudste van een gezin van negen kinderen, had een beslissende invloed op de keuze van haar broer Basilius om zijn leven aan de Kerk te wijden. Tijdens een hongersnood in Cappadocië liep Macrina langs de vuilnisbelten en nam de achtergelaten babymeisjes mee om ze als haar eigen kinderen op te voeden. Een jongere broer, Gregorius van Nyssa (335-394), schreef over haar een vita, getiteld: Over het leven van Macrina. Na het overlijden van Athanasius van Alexandrië in 373 werd Basilius de grote verdediger van de geloofsbelijdenis van Nicea (325). Voor hem was God drie-een en moeten we dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest. En zoals wij dopen, moeten wij ook geloven. Op de achtergrond speelde het Bijbelse onderscheid tussen Schepper en schepping. De Zoon en de heilige Geest staan aan de kant van God de Vader en dus kunnen zij niet tot de schepping behoren. Ook kunnen zij geen tussenwezens zijn omdat het onderscheid tussen Schepper en schepping geen derde soort toelaat. God de Vader werkt in de Schepping door de Zoon en in de heilige Geest. Daarbij is al het handelen van Godswege altijd een gezamenlijk handelen van Vader, Zoon en heilige Geest. Op grond van hun gemeenschappelijk wezen of natuur zijn Vader, Zoon en heilige Geest gelijkwaardig aan elkaar en kunnen de Zoon en de heilige Geest niet ondergeschikt zijn aan God de Vader. In 375 stelde Ambrosius (340-397), bisschop van Milaan, een kloosterregel op voor het vrouwenklooster, dat onder leiding stond van zijn zuster Marcellina (327-398). In zijn tijd was Milaan de zetel van het Romeinse Rijk in het westen. In 1295 verleende paus Bonifatius VIII (1924-1303) hem de titel van Kerkleraar, samen met Hiëronymus van Stridon (ca. 347-420). Hij maakte de Vulgaat, een Bijbelvertaling in alledaags Latijn, grotendeels gebaseerd op oorspronkelijke Hebreeuwse bronnen. Tijdens het Concilie van Trente (1545-1563), ruim 1100 jaar later, werd deze vertaling voor de Katholieke Kerk tot enige gezaghebbende tekst verklaard, Augustinus van Hippo (354-430, bisschop van Hippo) en Gregorius de Grote (540-604, paus van 590 tot 604). Bonifatius VIII kende deze eretitel toe aan deze vier schrijvers die uitmuntten in geleerdheid, heiligheid en trouw aan de kerkelijke leer. Ambrosius van Milaan is patroon van Bologna en Milaan, van bisschoppen, van imkers, waskaarsenmakers, honingkoekbakkers en huisvrouwen, van politie en veiligheidspersoneel. Hij geldt ook als beschermheilige van bijen, ganzen, alle huisdieren en spreeuwen. Een legende vertelt dat boven zijn wieg een zwerm bijen vloog. De bijen druppelden honing in de mond van de baby. Vandaar dat men verhaalt dat de redevoeringen van deze heilige zoet als honing waren. Zijn feestdag is op 7 december. Rond 400 ontstond het Te Deum (de eerste twee woorden van Te Deum laudamus, Wij loven U, O God). Deze lofzang in ritmisch proza wordt tegenwoordig toegeschreven aan Nicetas van Remesiana (335-414). Legendarisch is het verhaal dat Ambrosius van Milaan deze tekst in beurtzang zou hebben gezongen ter gelegenheid van de doop van Augustinus van Hippo. Het Te Deum wordt daarom ook wel de Ambrosiaanse lofzang genoemd. Bij plechtige dankdiensten, na processies en bij liturgische diensten voor het koningshuis wordt nog vaak het Te Deum gezongen. Voor de Franse Revolutie (1789-1815) gebeurde dat ook aan het slot van een triomfantelijke intocht, nadat een veldheer een stad heeft ingenomen. Men kan de lofzang ook nog vaak horen bij speciale gelegenheid tijdens het Lof. In 410 was Augustinus van Hippo de raadsman van zijn zuster Perpetua. Hij stuurde haar een commentaar op het religieuze leven, bestemd voor de zusters die onder haar leiding stonden. Augustinus richtte vier kloostergemeenschappen op: in Tagaste (388), in Hippo (391), voor de geestelijken van de bisschopswoning in Hippo (395) en ook nog een voor vrouwen in Hippo, met zijn zus Perpetua als overste. Hij gaf aan zijn monniken een kloosterregel, die de monialen later ook kregen. In de daaropvolgende eeuwen circuleerden talrijke versies van die Regel. Roger Janssen, kruisheer pastoor-moderator pastorale eenheid Harlindis en Relindis Maaseik
0 Comments
Leave a Reply. |
NieuwsLangs deze weg willen we u informeren over wat er leeft in onze parochies. (Her-)Abonneren
Dossiers
All
Archieven
May 2023
|