Maar toch. De martelaar Justinus (+ ca. 165) sprak over het priesterlijk ras van God. Hij verdedigde het christendom tegen allerlei beschuldigingen zoals atheïsme, incest, kannibalisme, domheid, etc. Interessant is zijn leer over de eucharistie: niemand mag eraan deelnemen, behalve hij die gelooft dat onze leer waar is en die gewassen is in het wassen dat ter kwijtschelding van de zonden en ter wedergeboorte dient (het doopsel), en die daardoor leeft zoals Christus heeft bevolen. Want niet als gewoon brood of gewone drank ontvangen wij het brood en de wijn; maar net als Jezus Christus onze Heer, die vlees is geworden door het Woord van God, zowel vlees en bloed had voor ons heil, zo ook zijn wij onderwezen dat het eten dat gezegend wordt door het gebed van Zijn woord, en waardoor ons bloed en vlees wordt gevoed door de verandering, zowel het vlees als het bloed van die vleesgeworden Jezus is. Ireneus van Lyon (ca. 140-ca. 202) verklaarde: Allen die door Christus gerechtvaardigd zijn, bezitten het priesterschap. De kerkvader Tertullianus (ca. 160-ca. 230) verklaarde dat iemand die de doop had ontvangen, bij uitstek geschikt was om anderen te dopen. Veelvuldig is aangetoond dat de verbreiding van het geloof in de eerste drie eeuwen veel meer het werk is geweest van gewone gelovigen dan van professionele missionarissen. De christenen waren ervan overtuigd dat de apostolische functie wezenlijk tot hun christelijke roeping behoorde. Alle kerkvaders benadrukten dat de verkondiging tot het wezen van het christen-zijn behoorde. Augustinus van Hippo zei tegen zijn gelovigen: Ook jullie moeten Christus verkondigen. Kan iemand die gelooft over Christus zwijgen? Ook Johannes Chrysostomus (349-407) benadrukte in zijn geschriften de apostolische spiritualiteit van de leken: het is volstrekt onmogelijk christen te zijn zonder tegelijk apostel te zijn. Wanneer de gist die men met het deeg mengt niet heel het deeg weet te doordesemen, mag men ze dan nog echte gist noemen? En wanneer een reukwerk zijn geur niet meer verspreidt onder degenen die in de buurt daarvan komen, mag men het dan nog echt reukwerk noemen? En zegt niet: ik kan in mijn omgeving niet uitstralen; want als u een christen bent, is het onmogelijk dat u dat niet doet. Het was de wens van de Kerk dat de christenen zich niet in hun eigen kleine kring zouden opsluiten, maar dat zij volop in de wereld zouden staan en door hun levenshouding aanstekelijk zouden inwerken op de niet-christenen. Christelijke krijgsgevangenen uit Cappadocië brachten de Goten voor het eerst met het christendom in aanraking. Clemens en Origenes (ca. 185-254) gaven in Alexandrië in het openbaar lessen over de godsdienst. Justinus deed hetzelfde in Rome. Toen Origenes zeventien jaar oud was, vonden er christenvervolgingen plaats in Alexandrië. Tijdens deze vervolgingen werd zijn vader Leonides gearresteerd en onthoofd. De leider en leermeester van de catechetenschool, Clemens van Alexandrië (ca. 150-215), vluchtte. Hierdoor kwamen de heidenen naar Origenes toe voor informatie over het christelijke geloof. Origenes was achttien jaar oud toen hij leider werd van de catechetenschool daar, bekend als de Alexandrijnse school, ook wel bekend onder de naam Didascalium. Origenes werkte de allegorische methode uit. In plaats van de in zijn tijd gebruikelijke tweevoudige betekenis van de tekst – een letterlijke en een geestelijke – koos hij voor een drievoudige lezing, namelijk op het lichamelijke, psychische en geestelijke niveau. Door het gebruik van deze methode omzeilde hij alle problemen, tegenstrijdigheden, discrepanties en lacunes in de Schrift. Bepaalde weergaven die bij een historische lezing tegenstrijdig zouden zijn konden op deze manier bijvoorbeeld psychisch worden beoordeeld. Veel van zijn methodes bleven lange tijd gangbaar binnen het christendom. Na de bekering van Constantijn, toen het aantal christenen toenam, kwam bij velen de apostolische vurigheid op een lager pitje te staan. In de middeleeuwen groeide er een kloof tussen de geestelijkheid, die een aparte stand werd en de gewone leken. Dit betekende echter een afwijking van het christendom zoals het in de eerste eeuwen beleefd was. Het zag er immers niet naar uit dat Jezus een soort tweedeling in de kerk wenste, bestaande uit een bovenklasse genaamd geestelijkheid en een onderklasse leken. Voor Jezus waren al zijn volgelingen gelijk als broeders/zusters/vrienden (Mt. 23, 8vv.; Joh. 13) ook al hebben zij verschillende functies. Paulus was duidelijk over het onderscheid in functies maar zonder daarbij te denken aan een hiërarchie van personen (1Kor. 12,12vv; Rom. 12,4vv; Ef. 4,11vv). Het Nieuwe Testament kent een veelvoud van ambten, die tegen de derde eeuw vervangen werden door de drievoudige bediening van bisschop, priester en diaken, die gevormd waren tot een hiërarchische orde. Hiermee ontstond tevens een klasse die de leken werden genoemd, de niet-geestelijken. De geestelijken waren de norm; net zoals in het geval dat gesproken werd over niet-christenen en daarmee aangegeven werd dat christen-zijn de norm was. Uiteindelijk kwamen er twee klassen, de gewijden en de niet-gewijden, de een boven de ander en dat onderscheid werd karakteristiek voor de Kerk. De meerderheid van de leden van het lichaam van Christus werden afgewaardeerd, omdat alleen gewijden ambten konden bekleden in de kerk, voor konden gaan bij de eredienst en deel konden nemen aan besluitvormingsprocessen. Roger Janssen, kruisheer pastoor-moderator pastorale eenheid Harlindis en Relindis - Maaseik
0 Comments
Leave a Reply. |
NieuwsLangs deze weg willen we u informeren over wat er leeft in onze parochies. (Her-)Abonneren
Dossiers
All
Archieven
March 2024
|