Na de dood van Mohammed (632) breidde het moslimrijk zich razendsnel uit.. De eerste kalief (opvolger van Mohammed) voltooide de onderwerping van geheel Arabië. Zijn opvolgers versloegen de Byzantijnse legers in Syrië (636). Het oude Perzische rijk werd onder de voet gelopen. Tegelijkertijd trokken Arabische troepen westwaarts door Noord-Afrika, waar zij Egypte bezetten, en oostwaarts tot de Indus en de grenzen van China. De moslimtroepen onderwierpen vervolgens heel Noord-Afrika, staken de straat van Gibraltar over in 711 en veroverden Spanje, dat door verdeeldheid onder de christelijke bewoners een gemakkelijke prooi was. De Arabieren bereikten nog de vruchtbare vlakten van Toulouse en het Rhônedal. Nadat ze in 732, honderd jaar na de dood van Mohammed, door de Frankische hofmeier Karel Martel bij Poitiers waren verslagen, trokken zíj zich in 75l voorgoed terug achter de Pyreneeën.
Het onmetelijke Arabische rijk werd achtereenvolgens geregeerd vanuit Medina, Damascus en Bagdad. Van 661 tot 750 regeerde de dynastie van de Omajjaden. De laatste kalief van deze dynastie werd in 750 verslagen, waarna de macht op de dynastie van de Abassiden overging. Vanaf dan begon de staatkundige eenheid van het te groot geworden rijk af te brokkelen. Geleidelijk ontstonden drie kalifaten: Cordoba, Kaïro en Bagdad. Een gevluchte prins, Abd al- Rahman I (731-788), zette de dynastie van Omajjaden vanaf 756 verder in Iberië. Daar bleven de Omajjaden aan de macht tot 1027. Op het einde van de tiende eeuw trad de islam een nieuw tijdperk binnen onder de Turkse Seldjoeken. Aanvankelijk kende de islam geen zendingsijver. Mohammed beschouwde immers de profeten vanaf Abraham tot Jezus als zijn voorgangers. De bevolking van de veroverde gebieden konden ongestoord hun geloof belijden mits ze een extra belasting betaalden. De veroveraars die de bovenlaag van de samenleving vormden, beleden de islam, bestuurden het rijk en spraken Arabisch. Hoewel de herinnering aan de oorspronkelijke stichters van het monastieke leven in Egypte en Syrië bewaard bleef en grote invloed bleef uitoefenen, waren het niettemin westerse mensen die er de dragers van werden. In het Westen verzwakte langzaam maar zeker de macht van de Merovingische koningen. Zij hadden geen vaste verblijfplaats. De kem van het rijk werd voortdurend naar het zuiden verplaatst, waar de Romeinse cultuur nog het sterkst aanwezig was. Hier lieten de Frankische koningen, die vaak minderjarig waren toen zij de troon bestegen en in de loop van de geschiedenis vadsige koningen werden genoemd, zich de weelde van een rijke Romeinse levenswijze welgevallen. Talrijk waren hun onmiddellijke medewerkers en dienaars. Aan het hoofd van deze koninklijke hofhouding stond de hofmeier die de koninklijke domeinen beheerde. De koning betaalde zijn trouwe medewerkers in grond, waardoor zijn macht geleidelijk afnam. Volgens het Frankische erfrecht werd bij de dood van de regerende koning wiens rijk gelijkelijk verdeeld onder zijn zonen. Dit leidde eeuwenlang beurtelings tot versnippering en hereniging van het rijk. Om zich van trouwe medewerkers te verzekeren gingen de koningen naast het betalen in grond ook nog grond in leen uitdelen. Op die manier kregen de grootgrondbezitters meer en meer macht. Vanaf de zevende eeuw oefenden de Pippiniden het ambt van hofmeier uit. Na verloop van tijd verwierven zij de macht over het leger en lieten hun gezag erkennen over het gehele rijk. Eén van hen, Karel Martel (688-741) versloeg de islamieten bij Poitiers in 732. Zijn positie was daarna zo sterk geworden, dat hij zijn zonen. Pepijn II (714-768) in Neustrië en Bourgondië en Carloman (ca. 706-755) in Austrasië en Alemannië tot opvolgers kon benoemen. Carloman trok zich in 747 terug uit het openbare leven om monnik te worden. In 751 sloot Pepijn II, de Korte, een overeenkomst met paus Zacharias (741-752). De paus werd ernstig in het nauw gedreven door de Longobarden, die eerst Ravenna veroverden en vervolgens Rome bedreigden. Als wederdienst steunde de paus Pepijn in zijn streven om zelf koning te worden. Volgens de overlevering vroeg Pepijn aan de paus wie koning moest zijn: diegene die de titel droeg of hij die de eigenlijke macht uitoefende. Tijdens een landdag in Soissons werd Childerik lll (114-753) afgezet en gedwongen in te treden in de abdij van Sint-Bertinus in Saint-Omer, en werd Pepijn tot koning gekozen. De abdij van Sint-Bertinus werd een van de meest invloedrijke kloosters in Noordwest-Europa, naast de Abdij van Elnone (later sint-Amandusabdij genoemd) en de benedictijner abdij van Sint-Vaast in Arras. Karel Martel wordt de stichter van de dynastie van de Karolingers genoemd. De Karolingers lieten de Pauselijke Staten ontstaan doordat Pepijn het gebied tussen Ravenna en Rome aan de paus schonk. Daardoor werd de paus naast geestelijk leider ook een politiek leider. Karel de Grote (ca. 747-814) gaf de Karolingers nog meer aanzien, omdat hij het rijk uitbreidde en omdat met zijn kroning door paus Leo III (795-816) op kerstdag 800 in Rome, het keizerschap in West-Europa in ere werd hersteld. Door de kroning van Karel de Grote tot keizer liet de paus blijken niets te geven om de pretentie van het Byzantijnse Rijk, de enige opvolger van het Romeinse Rijk te zijn. Een groot aantal leden van de Karolingers werd heilig verklaard, o.a. Begga, Gertrudis van Nijvel, Adalardus, Hugo van Rouen, Ida van Nijvel, Landrada, Plectrudis, Chlodulf en Amulf van Metz. Andere leden werden zalig verklaard, o.a. Carloman en Hildegard, de derde vrouw van Karel de Grote.
0 Comments
Leave a Reply. |
NieuwsLangs deze weg willen we u informeren over wat er leeft in onze parochies. (Her-)Abonneren
Dossiers
All
Archieven
December 2024
|