Precies in de Renaissance van de 12de eeuw werd, via de herontdekking van dit Justiniaanse Romeinse recht, de imperíum-ideologie naar voor geschoven als de tegenpool van het leenheerlijk stelsel, dat zich in de tussentijd van de vroege Middeleeuwen gevestigd had en gekenmerkt werd door een verregaande verbrokkeling en versnippering van territorium, macht, gezag en recht. Door de geleerde juristen van het Romeinse en het canonieke recht in de late 12de en beginnende 13de eeuw werd de leenheerlijke orde als een wanorde ervaren en verantwoordelijk gesteld voor de complete ontwrichting van het maatschappelijk bestel, vooral omwille van de inherente privatisering en de teloorgang van elke publiekrechtelijke zin.
Desintegratie van het Romeinse imperium In het Westen liepen de Germaanse invallers het Romeinse imperium letterlijk en figuurlijk onder de voet. De desintegratie die erop volgde, kwam op zeer uiteenlopende wijze tot uiting, maar drie interfererende krachtlijnen ervan waren bepalend voor de verdere evolutie. Eerst was er de verkaveling en herverkaveling in koninkrijken met, daaraan gekoppeld, de uittekening van de koninklijke macht vanuit privaatrechtelijk standpunt, in functie van het persoonlijke, het private belang van de koning en zijn gezelschap: het regnum opgevat als patrimonium, de potestas regia bepaald als mundium (bescherming, voogdij) en bannum (het recht om te verbieden, te bevelen en te straffen). Daarnaast was er de ontwikkeling in de laat-Romeinse tijd van een domaniaal stelsel, waarin door het in gebreke blijven van de overheid het accent kwam te liggen op het veilig stellen van de private domaniale belangen. Dit domaniaal stelsel lag uiteindelijk aan de basis lag van het ontstaan van het heerlijk stelsel. Ten derde was er het creëren en het vermenigvuldigen van personele, zuiver privaatrechtelijke afhankelijkheidsbanden van man tot man, geconcipieerd vanuit de 'familiale' solidariteit en gebaseerd op persoonlijke trouw, met opdracht van de eigen persoon: de uitbouw van de vazalliteit en van het leenstelsel. Doorheen deze evolutie, die zich voltrok tussen de 3de en de 10de eeuw, verdween de notie 'staat' in de hedendaagse en Romeinsrechtelijke zin van het woord nagenoeg volledig. De maatschappij werd getekend door verregaande privatisering en gevat in een web van personele afhankelijkheidsbanden. Domaniaal stelsel en leenstelsel Het hofstelsel – ook wel dominiaal stelsel, domeinstelsel of mansus-systeem genoemd – was een economisch stelsel. Het ontstond na de val van het West-Romeinse Rijk op het einde van de vijfde eeuw. De veiligheid verdween, de handel liep terug en meer en meer mensen werden zelfvoorzienende landbouwers. Zij konden zichzelf niet beschermen en zochten daarom op dorpsniveau bescherming bij de adel. Ze werden horige boeren (halfvrije boeren en laten), kregen een stukje grond in bruikleen, moesten belasting betalen en klusjes voor de heer doen. In ruil daarvoor kregen ze bescherming en het recht op een deel van de opbrengsten. Op dorpsniveau had een heer een eigen landgoed of domein, met als centraal gebouw het vroonhof of curtis, een grote hoeve met omliggend zijn eigen grond (het saalland). Daaromheen lagen landgoederen en boerderijen (mansi) van de horige boeren (het hoevenland). Elke boer had een eigen grond (mansus) met een oppervlakte van ongeveer vijftien hectare. De domeinheer liet het bouwland voor een deel direct bewerken door de onvrijen op het hof; dit bouwland werd de terra indominicata genoemd. Zodoende bestond het tweeledig domein uit het saalland (terra salica of terra dominicalis) dat voor de eigen exploitatie van de heer was, en het terra mansionaria, het hoevenland dat uitgegeven was aan de horige boeren. Naast de aan hun uitgegeven hoeven moesten de horige boeren als herendienst ook het aan de centrale hof toebehorende land bewerken. Verder moesten de horigen diverse werkzaamheden doen, zoals het uitvoeren van reparaties aan wegen, gebouwen en hekwerken, het leveren van geweven stoffen, enzovoort. Een andere vorm van onvrijheid was het op gezette tijden leveren van bepaalde goederen uit de productie van het eigen land, de zogenaamde cijns. Op deze wijze kon de grootgrondbezitter bij het ontbreken van handel toch in al zijn behoeften voorzien. De horigen (laten) vielen onder de jurisdictie van een eigen rechtbank van de curtis, het laatgerecht of hofgericht. Het leenstelsel of feodalisme was een politiek stelsel. Het stelsel ontstond in de negende eeuw, toen het rijk van Karel de Grote versnipperde. Door het uitgeven van lenen, zorgde een leenheer – de koning of vorst – ervoor dat hij zich verzekerde van de trouw van zijn leenmannen, ofwel vazallen met leengoederen in het bezit. In ruil voor het lenen van landgoederen en het recht op bescherming, moesten leenmannen belasting betalen en de leenheer helpen in het geval van oorlogen of conflicten. In september 2022 wordt de Harlindis en Relindis Ommegang georganiseerd in Maaseik. We vinden er heel wat informatie over terug op website www.harlindisrelindis.be die we bij deze graag aanbevelen. In Kerk en Leven bereiden we de Ommegang voor in wekelijkse bijdragen over de heidense en de christelijke context, waarin Harlindis en Relindis leefden
0 Comments
Leave a Reply. |
NieuwsLangs deze weg willen we u informeren over wat er leeft in onze parochies. (Her-)Abonneren
Dossiers
All
Archieven
December 2024
|